Voor het laatst

Voor een laatste keer vouw ik je pas gewassen kleren op. De sokken die je droeg, omdat je zulke koude voeten had in dat bed, rol ik samen. Het is net of mijn handen wat onwennig naast mijn lichaam hangen nu ik geen overhemden meer hoef te strijken, geen polo’s meer zal vouwen op de plank. Dan glijdt mijn rechterhand langs colbertjes van zomer en winterstoffen, langs shirts met lange en korte mouw. Het is alsof ik je nog een beetje vast wil houden. Maar je bent er niet meer. Dan sluit ik de deuren en laden van je kasten.
Beneden ligt nog je lichaam stil in het bed. Je grijze haren voor het laatst gekamd om je hoofd, je ogen voor altijd gesloten. Ik durf je niet meer aan te raken, maar mijn handen zijn soms heel dichtbij. Er zijn momenten dat ik je gewoontegetrouw betrek in mijn beslissingen, maar op datzelfde moment besef ik dan, dat ik voortaan alles zelf moet kunnen regelen. Het is de speling van het licht in de avonduren wat me soms parten speelt, als ik meen dat er iets beweegt onder het zo bekende kleed dat over je lichaam is gelegd. Nog een dag verder, als ook dat lichaam uit ons huis zal worden weggedragen. Voorgoed.
Mijn ogen glijden langs de vele mooie boeken in de kast. Je hield zo van lezen. Wie zal die vele kaften nu nog weer openen? Wiens ogen zullen over de letters gaan en de teksten in zich opnemen? Uit de antiekzaak van een collega, koos jij onze eerste grote kast. Je bepaalde mee, hoe de sfeer in ons dierbare huis is bepaald, intiem en warm. Daar zal ik me in wentelen als het even te zwaar wordt. Ik zal dan opgerold wegkruipen in een van de grote stoelen, waar jij zo dol op was, omdat ik je echte warmte zo zal missen.
Ik hoor opeens de oude klok aan de muur zo duidelijk tikken en de uren slaan. Komt dat omdat ik nu alleen zit in de kamer? Het voelt alsof die klok me wijst op het tijdelijke van dit bestaan. Alsof hij bij ieder tik tegen me zegt: Nog niet, nog niet, nog even, nog eventjes te gaan. Ja, ik moet nog verder. Alleen verder door dit leven, nu zonder jou.
Ik kijk naar de vele bossen bloemen die mijn vazen vullen, naar de grote stapel kaarten die op de schoorsteenmantel ligt en dan besef ik dat er zo veel mensen, zijn die met me mee leven, mijn verdriet willen delen, mij zullen steunen als het moeilijk wordt. Dan vult een dankbaar gevoel mijn gedachten en vullen mijn ogen zich met tranen. Ik weet, ik ben nooit echt alleen.
