Mystiek landschap
Mijn voeten rusten op een horizontale steun onder de stoel die voor mij staat. Mijn handtas bungelt aan de rugleuning en mijn ogen nemen door de grote ramen van de bus, waarin ik op reis ben door Noorwegen, de omgeving waar. Het is een bijna mystiek landschap van ruige bergen, helder blauwe meren, snel stromende rivieren, donkere bossen, watervallen en diepe kloven. Tussen die bergen hangen witte wolken en hier en daar verspreid liggen witte dekens sneeuw, die soms boven mijn ogen en soms daar onderlangs schuiven, als we over smalle bergweggetjes rijden. Die waterig, zwevende witte plukken geven mij het gevoel, dat deze omgeving grote geheimen in zich bergt. Ik vraag me af, wat die geheimen zijn en waarom ik daar niet echt achter kom. Ik voel een raadselachtige, bijna mystieke aanwezigheid, die me zeer nieuwsgierig maakt.
Zouden het soms trollen zijn? Die geheimzinnige, vreemde aardse wezens die niet zo van mensen houden en ook bang zijn voor het felle zonlicht, omdat ze daar niet tegen kunnen en dan snel versteend raken? Ze komen meestal pas tevoorschijn als het donker is. In dit land, waarin de winterse nachten lang duren hebben ze vrij spel met hun houten knuppels en lange neuzen. Hun gedrongen gestalte geeft hen bovendien de mogelijkheid om zich makkelijk te kunnen verschuilen in smalle rotsspleten of achter dikke bomen als dat nodig is. Het zijn de eeuwenoude Noorse verhalen over trollen, die ik op deze reis maar niet uit mijn hoofd kan zetten. Het past voor mijn gevoel gewoon bij dit land en ik begrijp, dat de Noren ze af en toe tot leven wekken als de donkere maanden in zicht komen.
Als ik schuifelend mijn stevige veterschoenen over de koude, natte, steenachtige grond verplaats en de rits van mijn zomerjack tot mijn kin omhoog trek, bekruipt me een koude rilling. Hier op het hoge bergplateau is het slechts enkele graden boven nul. Een mistige sfeer zorgt vandaag voor een beperkt uitzicht. Ik raap een kleine steen op en loop in de richting van een steenmannetje, dat door wandelaars is gemaakt van grote en kleinere op elkaar gestapelde stenen. Onderweg naar hier zag ik al meerder staan. Deze steenmannetjes beschermen je tegen trollen, weet een van mijn medereisgenoten in de bus. Bovendien markeren ze het pad, zodat je in dit onherbergzame gebied niet verdwaalt in de mist. Voorzichtig leg ik mijn steen op de stapel en denk stiekem, dat dit mannetje mij wellicht ook zal beschermen tegen boze trollen. Dat trollen niet veel goeds in de zin hebben is me na alle verhalen al wel duidelijk.
Na een kop warme koffie in het bergrestaurant, vergezeld van een dikke wafel met jam en zure room, rijden we al zigzaggend met de bus de smalle bergweg weer af naar het dal, dat diep onder ons ligt. De weg biedt weinig ruimte voor tegenliggers, zodat onze gedegen chauffeur en tevens reisleider zijn ogen goed op de weg moet houden en zijn beide handen aan het stuur. Af en toe scheert de neus van de bus vervaarlijk over de rand van een kloof en dan is het net alsof er een kleine trol langs mijn raam schiet en geheimzinnig lacht, maar geen kans ziet ons kwaad te doen.
We bezoeken tijdens onze reis ook de havenstad Bergen, gelegen aan een prachtige fjord. Begeleid door een plaatselijke gids wandelen we door de zonnige straten met hun oude houten huizen, die door de huidige bewoners met veel zorg omgeven worden. De gids vertelt over de manier, waarop de huizen lang geleden werden gebouwd met het materiaal, dat hier in overvloed aanwezig is, namelijk hout. Het materiaal is echter ook zeer brandbaar, zodat grote delen van de oude stad door brand ooit zijn verdwenen, en soms weer opgebouwd. We dwalen er rond en genieten ondertussen van een stralende zon, die voor mijn fotolens de mooiste beelden tovert.
Als ons gevarieerde gezelschap een extra half uur krijgt voor een bezoek aan de alleroudste huizen aan de fjord, vertelt de gids, dat die tegenwoordig met veel geld voor de toekomst behouden kunnen blijven, zodat ze niet in het natte zand wegzakken. Op een toch nog onverwacht moment ziet een boze trol kans om ons alsnog te pakken te nemen. Uit een zware waterwolk perst hij zoveel regen tegelijk, dat we drijfnat onze toch langs die huizen moeten staken en hollend naar de bus terug rennen. Wanneer we met kletsnatte haren en broekspijpen op onze plaats in de bus vallen, hoor ik een trol sarcastisch lachen en zeggen: “Zo, uiteindelijk is het me toch gelukt”. Terwijl we onderweg zijn naar het hotel, waar we vannacht zullen slapen denk ik: “misschien was mijn steentje op het steenmannetje wel te klein, of heb ik te weinig geloof gehecht aan de mystieke kracht van de trollen.