Met de wind meegevoerd
De wind die aan de oude bomen op het kerkhof schudde en rond de zadeldaktoren van de dorpskerk blies, is even gaan liggen. Er liggen nog een paar afgebroken takjes op het grind en tussen de stenen. Hier is het nu rustig en vredig. De teksten op de zware grafstenen herinneren aan mensen die er nu niet meer zijn en hier op dit stille plekje een rustplaats vonden.
Ik loop tussen de zerken en mijn ogen zoeken de naam van mijn moeder Jacoba. Vreemd zo’n naam op een harde steen. Iedereen noemde haar immers Koosje. Dat klinkt veel lieflijker en meer vertrouwd. Hier zou het ongeveer moeten zijn, onder een klein appelboompje. Nee, ik ben er na haar begrafenis, nu dertien jaar geleden, niet meer geweest. Wat zoek ik hier dan? Ik weet immers, dat ze hier niet is. Alleen haar lichaam hebben we hier begraven. Haar wezen , de vrouw die ze was, is hier niet. Die zit diep in mijn herinnering en soms in mijn gedachten. Wellicht is ze na haar dood ook op reis gegaan naar die verre oorden van echte vrede, ver buiten ons gezichtsveld, in een andere dimensie. Toch loop ik hier te zoeken, naar de plek waar ik haar laatste rustplaats vermoed, omdat ik vragen heb, die ik al heel lang aan haar heb willen stellen.
Er ligt een klein kaartje op mijn bureau. Het heeft een smalle, zwarte rand en in het midden staat de naam van een meisje, geboren op 26 november 1944. Hendrika Jantine Aukje heette ze, mijn zusje. Daaronder de woorden: ” Wij mochten maar één dag voor haar zorgen, waarna het God behaagde haar weer tot zich te nemen.” Uit de papieren van een overleden familielid kwam het kaartje tevoorschijn. Ik wist wel van het zusje , maar heb nooit geweten dat er ook een kaartje bestaat, waarop haar geboorte en tegelijk ook haar overlijden staan vermeld. Bij het zien ervan en het lezen van de tekst ervaar ik verdriet en pijn en ik blijf met zoveel onbeantwoorde vragen zitten. Waar vind ik een antwoord? Misschien hier?
Wat zal mijn moeder veel verdriet gehad hebben, maar erover praten deed ze bijna niet. Ook niet toen wij, haar kinderen, al volwassen waren. Die dag in november moet in haar herinnering gegrift hebben gestaan. Zoiets dierbaars al na een dag weer moeten missen. Lieve moeder. Wat zul je eenzaam zijn geweest in je verdriet, maar misschien kon je er toch soms met iemand over praten. Had je daar genoeg steun aan in die moeilijke laatste oorlogsjaren? Een groot deel van de tijd was je man immers ergens anders ondergedoken, om uit handen van de vijand te blijven en stond jij alleen voor de taak je drie andere kinderen te voeden en te verzorgen. Heb jij jouw God misschien aangeklaagd? Ben je bij Hem te rade gegaan? Heb je je pijn en verdriet wellicht diep weggestopt, omdat het te moeilijk was om over te praten? Heb je je hele verdere leven rondgelopen met de vraag waarom je dit moest meemaken? Voelde jij je soms schuldig over iets en hoorde dit bij de straf? Was je daarom zo angstig toen de dood steeds dichterbij kwam?
Ik vind de antwoorden niet hier bij jouw graf, waarop de zwarte letters al langzaam vervagen. Ook vind ik op dit hof nergens een herinnering aan mijn zusje van toen. Hoe zou ze er uit gezien hebben? Zou ik het goed met haar hebben kunnen vinden? Ze zou nu trouwens wel 75 jaar worden in november als ze was blijven leven. Mijn zusje van een dag.
Samen met de bloemen laat ik mijn vragen vandaag achter op dit kleine kerkhof. Laat de wind ze maar meenemen naar verre onbekende oorden. Ik keer me om naar de drukte van mijn leven, in het besef, dat er naast verdriet ook veel moois te herinneren valt. Thuis leg ik het kleine kaartje naast het portret van mijn moeder. Hier zijn ze dicht bij elkaar. Dan sluit ik het fotoboek.