In de vaart

Het is wel een heel vreemde eend die daar rondjes zwemt midden in de vaart. Vanuit de verte glijdt mijn blik onder het lopen steeds maar weer in die richting. Mijn ogen proberen te onderscheiden wat die eend nu precies uitvoert, maar de afstand is nog te groot. Terwijl mijn hond het grote grasveld besnuffelt en hier en daar zijn geur achterlaat voor soortgenoten, geniet ik van het weidse uitzicht over de velden en van het dorpje met zijn witte toren op de terp. Ik hou van de ruimte en zie graag een heel verre horizon. De hond die meestal met zijn baas uit wandelen gaat, loopt vanmiddag kwispelstaartend naast mij op het grindpad in de zon. We genieten samen van zo’ n onverwachte wandeling. Het water in het kanaal ligt er vandaag rimpelloos bij. Mijn blik wordt getrokken naar dat vreemde in het water.
De meeste eenden zitten aan de overkant in de zon te dommelen. Ze hebben hun kopjes tussen de veren gestoken, behalve die ene daar in het midden van de vaart. Wat maakt die toch vreemde bewegingen. Dichterbij gekomen begin ik te twijfelen of het wel een eend is, die daar drijft. Misschien is het wel een blok hout of nog iets anders. Hoewel de hond steeds mijn aandacht vraagt voor een spelletje, is het net of mijn blik ook naar dat vreemde in het water wordt getrokken. Het beweegt en draait almaar in het rond en zonder stroming kan een stuk hout toch niet ronddraaien?
Dichtbij de walkant herken ik opeens het borstelige haar van een egel en dan zie ik ook zijn kleine snuitje net boven het wateroppervlak uitsteken. Ik vraag me af hoe lang het dier daar al rond zwemt en de hoge walbeschoeiing bekijkend weet ik: zonder hulp kan hij nooit op de veilige oever klimmen. Ik knoop de riem van de hond vast aan een boom en trek zonder aarzelen mijn jas uit.
Op mijn knieën lig ik aan de walkant in het vochtige gras en rol mijn mouwen op. De afstand is echter veel te groot voor mijn korte armen en daarom roep ik hem toe: “Kom maar hier. Ik ga je helpen”. Verbazingwekkend is de reactie van het dier. Zonder enige aarzeling koerst het in mijn richting. Ik zie nu de korte stevige pootjes zwembewegingen maken, maar als ik hem bijna kan pakken gaat hij evenwijdig aan de wal verder, onbereikbaar voor mijn handen. “Nu moet je wel hier komen, anders kan ik je niet pakken”, probeer ik, op dat moment niet eens beseffend dat ik zomaar tegen een egel praat, maar het heeft effect.
Uitgestoken hand
De egel spurt recht op mijn uitgestoken handen af, alsof hij heeft begrepen wat ik hem duidelijk wilde maken. Ik kan hem zo uit het water tillen , maar eenmaal in mijn handen rolt hij zich ogenblikkelijk op, wellicht beseffend dat deze situatie erg onnatuurlijk is. De drijfnatte stekels doen me geen pijn. Terwijl ik hem naar een rustige en beschutte plek breng waar hij uit kan rusten voel ik een vreemde tinteling door mijn lichaam gaan. Het wonder van het onbegrijpelijke contact tussen dit dier en mij is als een gevoel van geluk. Ik leg hem voorzichtig tussen de struiken .
Kan zo’n diertje een mens wel verstaan?
Als ik verder loop komen er allerlei vragen in me op, waar ik geen antwoord op weet. Zou het kunnen dat ik naar die vaart ben gestuurd om die egel te redden? Wie stuurde mij dan? Is het mijn onzichtbare kosmische gids of is het een engel die me begeleidt door dit leven? Kan zo’ n diertje een mens wel verstaan en was er vertrouwen dat deze mens hem wel zou redden? Ik loop de hele tijd daaraan te denken en zelfs als ik na een poosje even bij de egel ga kijken en hem zijn voorpootjes voorzichtig weer zie bewegen, heb ik nog geen antwoord op mijn vragen. Het hoeft ook niet, denk ik dan, als ik dat blije gevoel van daarstraks maar kan vasthouden. Het maakt het genieten van de natuur intenser. Misschien zal ik ooit nog eens kunnen ervaren hoe zeer ik zelf deel uitmaak van die natuur en zoals mystici zeggen: Ik ben de natuur.