Het plantje immortelle en onsterfelijkheid
De zon schijnt en dit kerkhof met zijn prachtige lanen, vol bloeiende bomen op een zanderige bodem lijkt vandaag een natuurlijke omgeving om mensen te begraven. We maken het de laatste jaren veelvuldig mee, afscheid nemen van mensen die bij je horen, omdat we zelf al over de tachtig zijn en er steeds vaker een begrafenis of een crematie is in onze kring van familie, vrienden en bekenden. De dood gaat nu een beetje bij ons leven horen. We raken langzaam gewend aan leegte en gemis. Soms is het net die ene lege stoel die dat gevoel bij ons oproept.
Er is een groot verschil met mijn eerste ervaring rond sterven. Ik was twaalf jaar toen mijn al zeer oude grootvader overleed. In de duistere kamer stond de zware eikenhouten kist op een tafel en de oudere familieleden zaten er allemaal omheen en schrokken, toen in dat stille vertrek mijn jongere broertje aan de kist ging schudden om opa wakker te maken.
Heel anders was voor mij een veel latere ervaring, toen mijn moeder zo worstelde met de dood, omdat ze bang was voor het onbekende dat komen ging. Haar laatste blik omhoog naar iets wat zij me met haar ogen wilde duidelijk maken, maar wat ik niet begreep, maakte diepe indruk op mij.
Nu lopen we achter een blank houten kist van een familielid, op weg naar de plek, waar we hem zullen begraven. Er zijn veel bloemen, waardoor het net lijkt of het een feestje is, in plaats van een verdrietig afscheid. Zoveel kleuren, zoveel geuren. We leggen ze samen als een bloemendeken op de koude aarde en staan even stil om deze geliefde mens te herdenken. Opeens is er een vreemde trilling voelbaar rond mijn lichaam, een gevoel alsof zachte handen mij aanraken en mij troosten. Waar komt dat vandaan? Wie raakt mij aan? Wie is er zo begaan met mij? Ik ben juist iets verder van de anderen af gaan staan dus kan niemand van de aanwezigen mijn lichaam beroeren. Is het de wind die om mij heen waait? Is het soms een soort energie die mij omgeeft? De energie van een overledene?
Terwijl we ons afwenden van het graf en tussen de vele zerken terug lopen, grafstenen waar vreemde namen op staan van mensen die ik niet ken en waar teksten op staan die me vaak niets zeggen, maar me ook soms ook diep kunnen raken, gaan mijn gedachten stilletjes hun eigen weg.
Iemand die ik kende en die deel uitmaakte van mijn leven is niet meer. Een mens, die met zijn woorden en daden mijn leven een extra accent gaf. Is dat het enige dat overblijft als iemand dood is? Of is er meer? Is die zachte aanraking van daarnet soms iets dat vertelt van onsterfelijkheid? Wat is dat toch? Besta ik straks na mijn eigen dood nog voort in iets anders dan in herinneringen van anderen ? Blijft er nog iets meer dan mijn schrijfsels en mijn schilderwerk? Ergens op een plek die we niet kunnen zien , maar soms toch een beetje ervaren? Het is alsof deze plaats van de doden vraagt om een diepere gedachte, een respectvolle aandacht.
Ik herinner mij een klein zacht- geel plantje, dat ik in Zuid Frankrijk plukte. Het draagt de wel heel speciale naam “immortelle” , wat onsterfelijk betekent. Als je de blaadjes met je vingers een beetje kreukt, komt er een heerlijke kruidige kerrie geur vanaf. Het is laagblijvend en gedijt het best in warme landen op een steenachtige grond. Onsterfelijkheid. Wat wil dat plantje mij vertellen? Wat is onsterfelijkheid? Kreeg het die naam omdat het plantje zo sterk is en ieder jaar maar weer terugkomt en opnieuw gaat bloeien en zelfs daarna nog als een droogbloem bruikbaar is? Of vertelt het veel meer dan dat?
In de kerk leerde ik dat wij niet alleen een lichaam zijn, maar ook een ziel hebben. Dat we bij de dood alleen het lichaam in de aarde achterlaten als een soort jas. Maar wat is dan de ziel? Waar gaat die dan naar toe? Mijn lichaam is dus een jas, die ik bij de dood uitdoe. Maar wie ben ik dan? Ik denk dat ik zonder die jas pas echt helemaal mezelf kan zijn. Dat ik na de dood pas weet wie ik echt ben, dat universele wezen, dat bestaat uit liefdevolle energie, een energie die altijd blijft en nooit sterft. In een onzichtbare vorm ga ik dan in die nieuwe vorm verder op reis naar waar het universum mij brengt. Misschien kan ik dan ooit ook iemand die verdrietig is troosten met mijn energie. Wie weet.