facebook

Er liep een oude vrouw op straat

Er zingt constant een liedje door mijn hoofd. Ik sta er mee op en loop er de hele ochtend mee rond. Het is een liedje uit vroeger jaren en ik raak het maar niet kwijt. Ik weet niet eens meer, wanneer ik dat liedje ooit heb geleerd. Was het op de lagere school? Zong mijn moeder het voor mij? Mijn moeder hield zo van versjes en liedjes. De woorden van dit oude kinderliedje vormen zich deze ochtend, terwijl ik met heel andere dingen bezig ben, langzamerhand tot echte beelden en ik zie het helemaal voor me. Een oud vrouwtje met een hoedje/ mutsje op loopt door de straat. Het is alsof ik mijn moeder weer zie lopen, al is die al in 2004 overleden. Bij mij thuis hangt een portret van haar, dat ik vlak voor haar dood van haar heb geschilderd. Mijn oude moeder, die zo rond haar negentigste verjaardag dement werd en mij als haar dochter toen soms niet meer herkende. Mijn moeder, die nooit naar buiten ging zonder hoed. Daar was ze bijzonder aan gehecht en het hoorde bij haar persoonlijkheid. Zoals het gezegde :  “Kleren maken de man”, zo maakt de keuze voor een hoed deel uit van het wezen  van mijn moeder.

In mijn atelier staat in een open kast een licht metalen stander, waarop ik haar oude roze vilthoedje een plaats heb gegeven. Het was haar laatste exemplaar. Passend bij haar mantel van zachte grijze  wol. Ik kijk naar het oude hoedje, dat nu al twintig jaar stil op de stander staat. Ik veeg voorzichtig het grijze stof van het vilt. Een dierbaar erfstuk in een kast, tussen andere attributen die met hoeden te maken hebben. Een oude houten vorm bijvoorbeeld, ooit gebruikt om hoeden in model te persen en een houten vorm, waarmee je een hoed kunt oprekken. Het zijn zeer oude spullen uit de nalatenschap van een tante, die tijdens haar leven modiste was. Ik zie de vlijtige handen van tante weer voor me, werkend in het atelier achter haar woning, aan een hoed met een veer. Het zijn de na-oorlogse jaren en omdat er dan weinig nieuw materiaal te krijgen is vragen klanten haar in die periode vaak om een hoed te keren. De binnenkant naar buiten brengen, zodat de verkleuring door zon en regen niet meer zichtbaar is. Ik ruik nog  de vreemde zweetlucht van de oude hoed, tijdens het persen over de houten mal. In dat atelier zijn waarschijnlijk ook veel hoeden voor mijn moeder gemaakt. Meestal kleine hoeden, maar wel in allerlei soorten en kleuren, zoals hoeden, zichtbaar in oude fotoboeken, haar hoofd vanaf haar jeugd hebben gesierd.

 Ik zing het liedje zacht mee, als het weer in mijn gedachten klinkt.

Er liep een oude vrouw op straat, jutekei, jutekei, jutekei sasa. En waar die oude vrouw ook liep, vergat ze haar rode mutsje niet, jutekei, jutekei, jutekei, sasa. Jutekei sasa.

 Geen rood mutsje en geen rood hoedje, maar een roze vilthoed. Dat was mijn moeder. Op het schilderij nu zonder de pruik, die ze vaak droeg, zodat de hoed iets te ver over haar voorhoofd zakt. Ook haar kunstgebit heeft ze uitgedaan, haar gouden halsketting weggegeven, haar bril meestal ergens weggestopt. Ze heeft geen behoefte meer aan dingen, die er niet echt toe doen. Zoals bomen in de hefst hun blad laten vallen en zich op de komende winter voorbereiden, zo gaat zij langzaam op weg naar haar eigen winter en haar dood. Zachtjes, gehuld in warme wol en roze. Haar ooit zo vlijtige handen nu broos en stil in haar schoot. Er liep een oude vrouw op straat. Er woont een lieve moeder in mijn hart.



Reacties zijn gesloten.