facebook

Een bruggetje over het water

Een smal paadje tussen weilanden door, leidt ons naar een opvallend wit ophaalbruggetje over de Berkel. Even verderop zijn de bospaden van een landgoed, zoals er zoveel zijn in deze omgeving en waar wij straks onze wandeling met veel genoegen zullen vervolgen. Diep weggedoken in warme winterjassen, onze voeten in dikke wandelschoenen gestoken, stappen we stevig door. Ik geniet van de frisse koude  om mij heen en de geuren die in deze winterperiode  zo heel anders zijn dan in de zomer. De aarde ruikt wat modderig en het gelige gras geeft een kruidige,  vreemd zoete geur af. Eenmaal op het bruggetje over het stromende water van de rivier kijken we uit over de bochtige , meanderende stroom, waarin onze gestalten  zich onherkenbaar weerspiegelen en onze gedachten zich al kronkelend een weg zoeken naar heden , verleden en toekomst.

We staan daar een poosje hangend over de leuning,  al mijmerend voor ons uit te kijken, als we plotseling  worden opgeschrikt door  een vrolijk, galmend geluid, dat  over de velden onze oren binnendringt.  Het komt van het landhuis even verderop,  waar vanuit het klokkentorentje, vier slagen de tijd aangeven.  Als vanzelf krullen mijn mondhoeken omhoog, ik glimlach. Niet alleen omdat ik blij word van dat geluid,  maar omdat er opeens een herinnering opborrelt, die hiermee verband houdt. Ik graaf nog iets dieper in mijn geheugen en weet het opeens, het is het gedicht van A.C.W.Staring ( 1767- 1840 ) over De Hoofdige Boer. Het verhaal daarin speelt zich eeuwen geleden ook in deze omgeving af en gaat over kerkklokken die het kerkvolk op zondag twee maal naar het Almense kerkje lokken, maar  dat blijkt  niet zonder problemen te gaan.

Lang geleden moesten de “tempelgangers” uit het gedicht dat Staring twee honderd jaar geleden schreef,  op weg naar de kerk door een sloot ( een voorde ) waden, die op sommige plekken dieper en op andere plekken juist ondiep was. De meest geschikte doorwaadbare plaats was bekend bij het kerkvolk, maar al wadende  door “de modderstaat” verloor menigeen een schoen in de drassige bodem van de voorde en hadden  vrouwen en meisjes vaak natte jurken en volgens het gedicht, vanwege natte voeten ook geregeld pijn in de buik. De predikant, “Kerkdienaar “genoemd door Staring, moest ook door die voorde waden om bij de kerk te komen en hij besloot vanwege ouderdom en jicht een oproep aan zijn “tempelgangers”  te doen,  voor het aanbrengen van een brug over dat water, zodat ook hij niet twee keer op zondag door het vieze, modderige water hoefde te gaan.

Vele maanden later en na veel wikken en wegen kwam er uiteindelijk een mooie  houten brug over de sloot. Heel tevreden met het resultaat kon mens en dier nu  droog  over de sloot, maar …  boer Scholte Stuggink, bleef, terwijl iedereen gebruik maakte van de “nieuwigheid”, koppig, met hoge laarzen aan door de sloot baggeren. “Hij stak van land, zo vaak de preekklok werd gehoord, de brug bezijden, in de voord”.  Hij meende dat hij met deze daad zijn voorouders  eerde, die eeuw in eeuw uit ook altijd door de moddersloot waren gegaan  en daar best een goede reden voor zouden hebben gehad. In het dorp Almen staat op de plek waar de voorde ooit was, een tekst als herinnering aan de brug en aan de “Hoofdige Boer”.  

Wij maken ons , na deze gedachten sprong naar vroeger eeuwen, los van de mooie witte brug  en vervolgen onze weg naar de overkant van het water. De nieuwigheid van de brug uit vroeger dagen, geeft ons tegenwoordig de gelegenheid om zonder een schoen te verliezen, met droge voeten de rivier over te steken en zonder jicht en natte rokken te wandelen in de mooie omgeving van de Achterhoek.



Reacties zijn gesloten.