De bascule in balans

Het is er een beetje donker als ik met mijn nichtjes achter opa aan de oude schuur binnen loop. Links van ons zijn vakken met hoog opgestapelde turf en briketten en allerlei soorten cokes en antraciet. Opa heeft voor zijn brandstofhandel een prachtige ruimte in deze oude boerenschuur gevonden. Mijn tantes, die in het voorhuis thee drinken, hebben ons gewaarschuwd voor het zwarte stof dat hier overal dwarrelt : “Nergens aankomen en goed op je zondagse jurk passen”. Vaak zijn we op zondag bij mijn grootouders op bezoek. Met mijn nichtjes die vlakbij opa en oma wonen doen we dan meestal spelletjes, zoals kwartetten of domino, maar vandaag heeft opa voorgesteld om ons te wegen op de bascule, waar hij anders de grote jutezakken met brandstof op vult.
Achteraan bij de grote schuurdeur is het licht en kun je stofdeeltjes zien zweven. Opa veegt met een bezem het meeste steenkolenstof van de grote brede houten bascule. De oudste meisjes mogen eerst. Dat vind ik niet eerlijk. Zij hebben altijd voorrang, bij heel veel gebeurtenissen, daarom probeer ik voor te dringen, want ik ben best nieuwsgierig naar het aantal kilo’s dat ik weeg, maar ik blijk weer eens te klein van stuk. Ik word gewoon opzij geduwd en moet weer achter aansluiten. Als de oudste op de bascule stapt, pakt opa grote ijzeren gewichten en plaatst die op het weeggedeelte. We kijken verbaast hoe de weegschaal langzaam in balans komt. Nog een paar kleine kilo’s erbij en het gewicht is bepaald. Ik probeer een ijzeren kolos van tien kilo op te tillen, maar hij is te zwaar, ik ben niet sterk genoeg. Als we alle vijf gewogen zijn draven we weer terug over de gele steentjes van het pad achter de vroegere koeienstallen. In de keuken moeten we voeten vegen en er staat al een tante klaar met een borstel voor het stof.
Deze gebeurtenis uit mijn kinderjaren kan ik, nu ik eraan terugdenk, het begin noemen van een zoektocht naar een goede balans in mijn leven. Langs tachtig roerige en interessante jaren heb ik mezelf een weg gebaand van het kleine, nog lang kinderlijke meisje dat zich weg liet duwen, naar iemand die er durft te zijn, van verlegenheid naar zelfvertrouwen, van kind naar de vrouw die ik nu op mijn vijfentachtigste ben geworden. Het voelt als of de weegschaal van het leven nu, na mijn tachtigste, vaker in balans is. Op zulke momenten voel ik harmonie in lichaam en geest, dan is er een goede verdeling van inspanning en ontspanning en ben ik een gelukkig mens.
Innerlijke balans
Ik vraag me wel eens af of er wel een altijd durende balans in een mensenleven kan zijn. Mijn vroegere nieuwsgierigheid is altijd gebleven en daarom ben ik op zoek gegaan naar een antwoord op die vraag. Dat bracht me tot het lezen van veel boeken, het bezoeken van lezingen en het voeren van gesprekken met interessante mensen, die soms heel anders denken dan ik. Tijdens die zoektocht ontdekte ik, dat er een innerlijke, altijd durende balans bestaat.
In de Nag Hammadi geschriften wordt gesproken over de Gnosis, dat is het innerlijke weten. Ook Jezus kende deze gnosis en vertelde zijn leerlingen over dit innerlijke weten, geen letterlijke kennis, maar het is een vorm van bewustzijn. Omdat deze Nag Hammadi geschriften door de kerkvaders in het begin van onze jaartelling verboden werden, zijn ze als apocriefe boeken nooit in de bijbel opgenomen. Mensen uit de tijd van Jezus, die deze geschriften uiterst waardevol vonden, hebben ze ooit goed verstopt, zodat ze veel later weer gevonden konden worden. Dat gebeurde in 1945. Nu ze inmiddels vertaald zijn kunnen wij er in onze tijd veel van leren. Het diepe innerlijke weten gaat ook over heelheid.
Heelheid
We zouden ons weer bewust moeten worden van de heelheid van alles. Een heelheid die al bestaat, maar het besef daarvan zijn we kwijt geraakt door de eeuwen heen. Nu moeten we weer op zoek, omdat de tijd er rijp voor schijnt te zijn. Die heelheid, ook wel de verbinding met het universele, kun je vinden in je allerdiepste kern. Het binnenste – binnenste van jezelf. Daartoe moeten we het stof van de materie uit ons bewustzijn vegen, zoals opa het stof van de bascule veegde.
Jezus vertelde aan zijn volgelingen hoe je die allerdiepste kern van jezelf moest vinden. “Ga naar je binnenkamer en sluit de deur achter je en bid tot de Vader die in het verborgene is”, zei Jezus. Die binnenkamer is het diepste innerlijk van ieder mens. Het wordt ook wel het huis van de vader genoemd of het bruidsvertrek.
Eenlingen
In de eerder genoemde geschriften, zoals bijvoorbeeld het Thomas evangelie, spreekt men ook vaak over eenlingen. Dat zijn de mensen die de verbinding hebben gevonden met hun diepste kern, hun binnenste. Eenlingen zijn altijd in balans en raken dat nooit meer kwijt. Ze hebben in de stilte ervaren dat ze deel zijn van alles. Dat ze een heelheid vormen. Dat ze de verbinding met de Vader , God of het universum hebben gevonden. Daar is wel oefening voor nodig. Oefening in stil worden. Tijd nemen om het grote wonder te ervaren. Het besef dat boven ook beneden is, dat links en rechts samenkomen, donker en licht, man en vrouw, ja dat alle dualiteit is opgeheven. Dat de wijzer van het innerlijke weten in balans staat.
Het grote innerlijke weten, de gnosis, ontdekken is een moeilijke zoektocht waard. Ik zou er nu maar eens aan moeten beginnen. Rust in mijn bewustzijn proberen te vinden. De verbinding met het onnoembare, de verbinding met het universum, of God, is een weg naar de stilte in jezelf. Ik hoef niet in de rij te staan of op mijn beurt te wachten, ik kan gewoon op zoek gaan. Mijn nieuwsgierigheid dwingt me daartoe. Ik ga op zoek. Door het donkere van mijn bewustzijn naar het licht. Jezus zei ooit de volgende woorden, die ik als achttienjarige bij mijn belijdenis kreeg toebedeeld: ”Wie zoekt zal vinden”.